Technische data

Uitgangspunten

Aldo Rossi ‘componeerde’ voor Sluisberg een harmonisch dorp-in-de-stad met een eigen micro-klimaat, een ritmiek, afgesloten met een heuse stadstoren. Door de inbreng van De Gregorio werd die stad-in-de-stad sterk teruggekoppeld naar de Truiense historiek en actualiteit, waardoor het project ideaal kon aansluiten op de rest van het stadsweefsel, als in een ‘dialoog tussen torens’.

 

Het technische probleem van de niveauverschillen werd een uitdaging, en omgebogen tot een troef: het verhoogde stadsterras nodigt uit als een place-to-be, maar suggereert tevens een ‘wijkgevoel’ van de bewoners: het is ‘hun’ plein. Helemaal in de geest van Aldo Rossi zijn de verschillende elementen ‘citaten’ van bestaande stadsbeelden, hetzij uit St. Truiden zelf, hetzij van elders. Het project wordt daarbij in dimensies opgebouwd, of beter, ‘ontvouwd’. De dubbele pleinstructuur vormt de twee eerste dimensies; het natuurlijke hoogteverschil, de muren, en de gebouwen zelf, voltooid met de toren, maken de derde dimensie van hoogte en diepte, en bepalen het ritme.

 

Piazza en Terrazza

De Zuiderse piazza stond model voor het duo van binnenkoer en plein. Zelfs in een drukke wereldstad als Rome verrassen ze de wandelaar: luwe, in de zomer haast lome binnenpleintjes met een eigen ritme en sociaal leven. Intiem, soms zelfs meditatief, en steevast met een fonteintje in het midden. De piazza is zelden een doorgangszone, iets waar men door ‘moet’, maar veeleer een half-omsloten stedelijke oase waar het iets rustiger is dan in de rest van de stad. Horeca (restaurants, bars…) en winkeltjes beheersen het straatniveau, op de bovenverdiepingen wordt gewoond of is er hier en daar een kantoor. Aldo Rossi benoemde beide pleinen al in zijn eerste schetsen: de piazza is de kleinere koer, de terrazza het grotere plein met bomen. Organisch gezien enten beide ruimtes zich op de bestaande stad: de grote plaats verwijst naar de Markt, de kleinere koer preludeert of herinnert aan het naburige Minderbroedersplein.
Elk element van Sluisberg refereert zo naar een stukje bestaande stad, zodat de microcosmos een spiegel van de macrocosmos wordt. Het idee om de zuiderse Piazza in St. Truiden te introduceren is zinnig: een stad die vanoudsher geassocieerd wordt met de vruchten van Moeder Aarde, heeft iets met de zon. Anderzijds is St. Truiden ook een echte marktstad, als handels- en verwerkingscentrum van de Haspengouwse fruitteelt. Het lag tenslotte voor de hand om beide semi-publieke ruimtes ook te verbinden via een galerij, letterlijk onder de toren door.

 

Torens

St. Truiden heeft iets met torens. Belfort, O.L.Vrouwentoren en abdijtoren zijn slechts de drie belangrijkste monumenten die de stad verticaal structureren. Een aantal geleerden hebben zich over dat Truiens toren-fenomeen gebogen en kwamen tot verschillende verklaringen. In een agrarische samenleving is de toren baken en het sacraal middelpunt van herkenning. Vaststaat anderzijds dat St. Truiden, tot in de 12de eeuw Zerkingen genoemd, van oudsher een ‘bonne ville’ is van het Prinsbisdom Luik, en als dusdanig een sterk burgerbewustzijn ontwikkelde, tegen de feodale adel. Torens zijn een teken van macht, maar in St. Truiden zijn ze bovendien symbolen van machtsoverdracht: de middeleeuwse Belforttoren verwijst, zoals het Gentse Belfort, naar het moment waarop de stedelingen (poorters) hun stad zelf in handen namen. Tenslotte nam het aantal torens toe met de uitdijende stad, en werden ze herkenningspunten en stenen ‘vlaggen’ van een kwartier of stadsdeel met een eigen karakter. Het samenspel van die torens bepaalde dan weer het verticale ritme, de derde dimensie van de stad. Op die manier heeft de toren zowel een sacrale als een wereldse inhoud. Sluisberg bakent er zichzelf mee af en zet er zich mee op de ‘kaart’: piazza en terrazza krijgen hun stedelijke identiteit.

 

Muren en wallen

De vesten, die het Sluisbergplein aan de Zuidkant begrenzen, vormen een historische muur waarmee het project zich symbolisch naar het middelpunt van de stad richt, en als het ware op de Grote Markt uitkijkt. Door deze vestingmuur te ritmeren, ‘korrelig’ te maken, articuleren we anderzijds ook de organische band met de groene zone die de vesten vormen. Het is een misverstand om te denken dat muren altijd isoleren. De bestaande muur van het Ursulineninstituut suggereert geborgenheid en meditatie. Muren kunnen ook dieptes markeren om reliëf te creëren en onderscheid in de homogene ruimte aan te brengen.
Inderdaad, aan de ‘open kant’ van de Sluisbergstraat keert die muur terug, maar dan doorbroken door trappen, en als accentuering van de tallud. Rode steen, een kleur van gebakken aarde, geeft de muur een korrel en aangrijppunten, waardoor de kleine afgrond beklimbaar wordt als uitnodigend terras. De ruimtebeleving rond het project bepaalt zijn toegankelijkheid: de dubbele behoefte van de bewoners aan een ‘luwe piazza’ en een levendige marktplaats leidde tot een nauwkeurig bestudeerd ritme van niveauverschillen, die uitnodigen, zonder aan het itiem oase-karakter afbreuk te doen.

 

Schaalverkleining en sociale diversiteit

Finaal in deze stedenbouwkundige uitgangspunten stelt Sluisberg zich als een ‘dorp-in-de-stad’. Door een veelheid van functies (wonen, werken, ontspanning) en door een architecturaal platform van de ‘analoge stad’ creëren we hier de mogelijkheid om een wijk te laten geboren worden, een kwartier dat de vele lagen van St. Truiden vergroot. De ‘analoge stad’ – de term zelf is van Aldo Rossi – is geen fantasme of luchtspiegeling, maar een middel om creatief aan schaal-verkleining te doen. Deze schaalverkleining, het creëren van gestructureerde enclaves en oases, is, volgens de recentste sociologische inzichten, hét aangewezen middel om de stad terug leefbaar en aantrekkelijk te maken. Na de fusies, terug de de-fusies, het afbakenen van kleinere, herkenbare territoria. Sociale diversiteit is daarbij essentieel: de speelse eclectische vormgeving van de architect bepaalt ook een veelheid aan activiteiten – het intellectueel ‘spel’ van Aldo Rossi is niet vrijblijvend. We hanteren hem als smaakmaker voor een pluralisme van levenshoudingen binnen de aangetrokken populatie, waardoor deze wijk méér wordt dan bv. een doorgangsplaats voor jonge koppels die zo snel mogelijk de stad uit willen om hun fermette te bouwen. Men moet hier ook wortel willen schieten, en daartoe moet de ruimte ook echt verleiden. Allerlei vormen van zelfredzaamheid en zelfbestuur (de belfort-gedachte!) binnen deze gemeenschap zullen zich om en rond de Terrazza ontwikkelen. De kleine stad moet een geheugen en een geschiedenis krijgen, ingeschreven in die van de ‘grote stad’, maar met een eigen stem.

 

Concept

 

St.-Truiden heeft het typische stedelijke weefsel van ‘de Vlaamse stad’, georganiseerd rond het centrale marktplein waar zich publieke gebouwen bevinden. Statische burgerwoningen flankeren het marktplein. De stad St.-Truiden heeft, met uitzondering van het marktplein, een zeer compact weefsel. Er zijn weinig ‘urban voids’ te vinden. De locatie voor het project is wel zo een blinde vlek. Door de ligging aan de rand van het centrum, heeft deze plek nochtans een zeer sterke relatie met de historische stad. Het terrein is aan één zijde begrensd door de bomen op de Tiensevest, relict van de oude verdedigingslijn en grens van de historische stad. Aan de andere zijde scheidt een bebouwde strook het project van het marktplein. Hier bevindt zich het klooster van de Ursulinnen. Door haar ligging heeft het terrein voor voetgangers een vrij belangrijke doorsteekfunctie tussen de Naamsestraat en de Gootstraat. Het nieuwe project zal door haar vormgeving, de gebruikte kleuren en de materialen trachten een nieuwe relatie tot stand te brengen tussen de oude stad en de stadsuitbreiding. Het uitgangspunt voor het project is de realisatie van een open, aangename ruimte voor de stad.

 

De site wordt gekenmerkt door een groot niveau-verschil tussen de Naamsestraat en de Ursulinenstraat, een monumentale bomendreef aan de Tiensevest en het voormalige Ursulineninstituut, dat een gesloten wand vormt. Zoals reeds gesteld was het creatief spelen met die niveauverschillen één van de hoofdbestanddelen van het bekroonde ontwerp. Daarnaast werden bovenvermelde archetypale stadselementen in een sluitend vlechtwerk aan elkaar gekoppeld: plein/terras, toren, muur, trappen.

Plan

 

Bovenstaande overwegingen hebben ons geleid tot een plan dat gebaseerd is op de typologie van de binnenpleinen die typisch zijn voor de Middeleeuwse steden en waarvan ook in St. Truiden voorbeelden aanwezig zijn. Denk maar aan het binnenplein van de Minderbroeders, het begijnhof, het binnenplein van het Ursulinnenklooster, en de binnenkoeren van de grote vierkantshoeves in Zuid-Limburg.

 

Een met bomen omzoomd stadsplein en een kleinere binnenkoer, met elkaar verbonden door een galerij, vormen de publieke ruimte van dit stadsterras. De ‘gesloten’ kant loopt gelijk met de lijn van de Vesten, een geeft een gevoel van beschutting. De open zijde aan de Sluisbergstraat geeft uit op de binnenstad en de Grote Markt. De toren verwijst uitdrukkelijk naar de ’torenstad’ die St. Truiden is, waardoor er een continuïteit geschapen wordt tussen oud en nieuw: Aldo Rossi was een meester in het integreren van klassieke stadselementen binnen een nieuw-geconstrueerd landschap. Hierdoor krijgt men een gevoel van herkenning en vertrouwdheid, en vermijdt men getto-vorming en desintegratie van de stad.

 

Het plein

 

Het plein blijft aan één lange zijde onbegrensd. Door het plein te verhogen ten opzichte van het niveau van de Naamsestraat wordt de verblijfsfunctie ervan benadrukt. Twee woonblokken staan tegenover elkaar op de korte zijden van het plein. De open zijde wordt verrijkt en geaccentueerd door de aanplanting van bomenrijen. Door de opstelling van de gebouwen wordt de Tiensevest, de plaats waar ooit de stadswallen stonden, geaccentueerd. Het plein wordt opengewerkt tot een echt ‘stadsplein’. De architectuur van de gebouwen rond het plein zal, op een niet historiserende manier, het beeld van de rijke traditionele architectuur herstellen. Hiervoor wordt gewerkt met traditioneel baksteenmetselwerk en metselwerk in natuursteen, waar de stad rijk aan is. De bekleding van de pleinen in natuursteen, benadrukt in dit opzicht ook de publieke bestemming van de ruimtes.

 

Rond het verhoogde plein-terras speelt zich een veelheid van activiteiten af: gelijkvloers is er vooral kleinhandel en horeca; op de niveaus daarboven zijn appartementen voorzien. Ondergronds wordt op niveau -1 het shoppen voortgezet in een supermarkt / shoppingcenter, met daaronder parkeergelegenheid op -2 en -3. De Gregorio is inderdaad gangmaker van het idee dat ondergronds ook gezellig kan zijn, en dat het ‘bunkerconcept’ van het -1 niveau stilaan mag plaats maken voor een levendige publieke ruimte die niet blootgesteld is aan het grillen van het Belgische weer.

 

De toren

 

Naar de Naamsestraat toe wordt het plein onderbroken door een woontoren van 8 verdiepingen. Deze toren sluit het perspectief van de markt naar de Naamsestraat Ze vormt een signaal in de skyline van de stad en doet denken aan de torens die het landschap van de middeleeuwse stad karakteriseren. Aan de westzijde wordt de toren ingesloten door twee woonblokken met commerciële ruimtes op het gelijkvloers. Aldus vormen ze een open plein naar de Naamsestraat.

 

De stadsmuur

 

Tegenover de gevel van het Ursulinenklooster, vertoont het project een muur in baksteenmetselwerk, als gevolg van het niveauverschil. Deze muur roept herinneringen op aan de oude verstevigingswallen. Achter deze muur zit een grote commerciële ruimte en de parking. Deze muur gaat de hoek om richting Vest waaronder een tunnel wordt aangelegd. De tunnel verbindt de Gootstraat met de Spaansebrugstraat en zorgt ervoor dat inkomend en uitgaand verkeer de stad vlotter kan bereiken of verlaten, zonder voor bijkomende overlast te zorgen in de historiche binnenstad.

Besluit

 

Het project, open naar de stad, wordt een bruikbare en open ruimte voor de bewoners. Het project wordt een verbindingselement tussen de historische stad en de stadsuitbreiding, een plek van passage tussen ruimtes om te werken, te wonen en te ontmoeten. Het project vervult haar stedelijke functie en wil aantonen dat het mogelijk is om aan stadsvernieuwing te doen met respect voor het bestaande stadsweefsel, haar cultuur en haar stedelijke tradities.