Technische data

Het gebouw zelf is geconcipieerd als een ’technische doos’. De architectuur van de binnenruimte vertrekt dan ook van een educatief parcours, de route die de bezoeker aflegt, meer dan van de statische collectie op zich.

 

De inplanting in het stedelijk weefsel is cruciaal in een historische stad als Tongeren. Architecturaal wil het Museum allerminst een simpele reflectie van zijn omgeving zijn, maar wil er een dialoog mee voeren, als een Stad-in-de-stad, binnen het ritme van de bestaande Tongerse historische omgeving, bepaald door prehistorische, Gallo-Romeinse, middeleeuws-Christelijke en neoclassicistische ele-menten. Die tijdslagen vinden we ook allemaal terug in de binnenruimte van het Museum: elk object heeft zijn ongeschreven verhaal, dat in essentie terugvoert naar de individuen en gemeenschappen die met die voorwerpen dagdagelijks omgingen. Want één ding is zeker: dit ‘museum’ gaat over mensen.

 

Structuur en inplanting

 

Het Gallo-Romeins museum is een gebouw in de schaduw van de Basiliek in Tongeren, Belgisch oudste stad. Het museum bestaat uit drie componenten : de technische doos, de schil en de administratieve schijf. Door zijn dimensies en positionering past het zich in het stedelijk weefsel van Tongeren in. Drie eenvoudige plateaus worden gedragen door kolommen met dimensies in functie van de behoefte aan ruimte, de hoogtes en technische zones. De structuur werd ‘flexibel’ opgevat.

 

Technische doos
Het gebouw is een doos, een omhulling in glas en metaal die de plateaus beschermt, lichtintensiteit regelt en een relatie aangaat met de basiliek en met de stad. Het museum kreeg een eenvoudige geometrische vorm, ontdaan van iedere overbodigheid, en werd een sterk en zelfbewust volume t.o.v. de monumenten van de stad, in het bijzonder t.o.v. de basiliek. De stille kracht van de doos vormt een tegengewicht voor de basiliek, het gerechtshof en de stedelijke omgeving.

 

Oude vleugel
De oude vleugel werd een schijf waartegen de nieuwe structuur leunt, en vormt een grenslijn met de bestaande woningen in de Kielenstraat. De vleugel krijgt meer eenheid door de nieuwe textuur.

 

Wand
Het gebouw werd aan Kielenstraat en de ‘allée verte’ veilig afgeschermd, beschermd, als het ware door een stadswal en het nieuwe project koestert zich binnen deze wanden. Het gebouw staat als een ‘grens’ met de markt, de basiliek, de kloostergang, het gerechtshof en het kleinschalige weefsel van de omliggende straten. De typologie van de wand die in de Kielenstraat wordt gebruikt, wordt herhaald aan de buitenzijde van de ‘allée verte’, in verzachte vorm, een groene wand, en rond de tuin van het gerechtshof. Deze drie wanden omvatten in feite de ruimte van het nieuwe museum.

 

Voorgebied
De patio is klein, gesloten, dieperliggend, en heeft een rustig karakter. Dit creëert een semi-privé-sfeer en de glazen wand brengt het museum ‘naar buiten’, als een schuifdeur naar het terras van de stad.

 

Basiliek
Het nieuwe museum is een entiteit op zich naast de basiliek, evenwaardig en toch bescheiden. De basiliek is ruw, gebouwd in natuursteen en niet aan de tijd gebonden. Het museum krijgt door haar textuur hetzelfde tijdloos karakter, dezelfde herkenbaarheid en vertrouwde uitstraling: ruwe natuursteen, koper, metaal en klassieke materialen werden verenigd in een eigentijds project.

 

Romeinse toren
De bestaande toren onder het vrijthof wordt toegankelijk gemaakt via de wand van de basiliek. De toren is de voorbode van het museum dat reeds vanaf het marktplein aanwezig is. Parallel aan de mysterieuze kelder van het Museum, gapen buiten de blootgelegde ingewanden van de oude stad.

 

Gerechtshof
Zoals vroeger worden de kerkelijke macht, de rechterlijke macht en de wereldlijke macht in één plein samengebracht. De basiliek, het gerechtshof en het museum zijn de getuigen van het volk.

 

De Stad-in-de-Stad

 

Cultuurhistorisch gezien moest het nieuwe gebouw inspelen op de stedelijke omgeving. Het staat niet alleen in relatie met de omgeving, maar heeft dezelfde waarde als die omgeving. Het museum zelf doet dienst als een attractief centrum : ontmoeten, ontdekken, rusten, leren. Er moet een ruime wisselwerking ontstaan tussen ruimte, inhoud en bezoeker: het museum is een microcosmos, een stad-in-de-stad. Het museum ligt in het centrum, in de nabijheid van de basiliek, de ruïne van een oude Romeinse toren en het gerechtshof. De toren van de basiliek is een uiterlijk herkenningspunt, dat de bezoeker reeds van ver kan waarnemen, hij oriënteert zich naar de toren. De toren is het uiterlijke kenmerk van het rijke verleden van de stad. Het museum geeft een inhoud aan dat rijke verleden.

 

Het zakelijke, geometrische gebouw is geen entiteit op zich maar voert een dialoog met de omgeving. Het gebouw vormt een tegengewicht in de omgeving en krijgt zo dezelfde waarde als de resten van de 4de eeuwse toren, de gotische basiliek en het 18de eeuwse gerechtshof. Het nieuwe museum heeft net als de gebouwen in de omgeving een tijdloos karakter verworven.

 

Het gebouw bestaat uit twee delen, een bestaande vleugel en een nieuw gebouw. Die twee entiteiten vormen een voorplein, een patio. Wanneer men van de Tongerse markt komt en langs de basiliek en de Romeinse toren het steegje inwandelt, wordt het museum langzaam zichtbaar. De patio heeft een semi-private sfeer en verlaagt zo de psychologische drempel naar het museum. De open ruimte langs het plein wordt aangekondigd door een groene steeg (‘allée verte’). De steeg tussen de Kielenstraat en de basiliek vormt een poort naar de verschillende gebouwen: de markt, de basiliek, het voorplein en het museum. Het gesloten geheel opent zich naar het stadscentrum, de basiliek en de markt. De open ruimte tussen de gebouwen roept vele herinneringen op.

 

De ’technische doos’

 

Het museumgebouw is opgevat als een technische doos. De doos wordt maar aan één zijde opengebroken, aan de zijde van de basiliek en de markt, hetgeen zorgt voor een wisselwerking tussen het museum en haar historische omgeving. De afgesloten wand aan de Kielenstraat vormt een soort grens met de stadskern. Het museum komt over als een immateriële ruimte, een pure technische ruimte. Het gebouw werd opgevat als een doos met een grote ruimtebehoefte binnenin en een flexibele uitrusting met geavanceerde technologie. Dit werd gerealiseerd in een ontwerp dat los staat van alle historische connotaties. Het is een poëtische structuur in glas en metaal met een lichtintensiteit die het gebouw een gevoelig karakter geeft. De eenvoudige geometrische structuur telt vijf niveaus, waarvan twee souterrains. Wanneer de bezoeker de patio nadert, wordt een grote glazen wand zichtbaar. Voor die glazen wand staat een koperen toegangspoort die verwijst naar de oude Romeinse omwallingen. Eens door de poort, kan de zoektocht naar het verleden beginnen.

Educatieve opstelling

 

Net zoals Tongeren één grote site is, werd ook het museum opgevat als één archeologische site. De metafoor van de gelaagdheid wordt duidelijk in de architectuur van de grote glazen voorgevel. Het museum is zelf één grote vitrine. De voorgevel verwijst zowel naar de museumactiviteit en de verscheidenheid van haar collectie als naar de archeologische gelaagdheid van de stad Tongeren. De gelaagdheid wordt ook duidelijk in de opstelling van de objecten. De verschillende lagen geven één voor één hun geheimen prijs.

 

Een belangrijke taak voor de ontwerpers was het opwekken van de nieuwsgierigheid van de bezoekers. De drempel tussen de bezoeker en het museum moest worden verlaagd. Dit gebeurt enerzijds door de patio voor het museum en anderzijds door de interne organisatie. Het concept van de opstelling speelt in op de nieuwsgierigheid van de bezoeker. Het museum wordt een multimediale ervaring. De opstelling is zo opgevat dat ze een antwoord geeft op de verschillende vragen die de bezoeker zich stelt (zoals: wat is een dodecaëder?). Met de tijdloze architectuur en de tijdloze opstelling van de objecten wil het museum duidelijk maken dat het verleden verder gaat dan haar collectie, en dat die verzameling ‘maar’ een amalgaam van vondsten is …

 

Het concept van de opstelling is drieledig:
– een attractie om de bezoekers nieuwsgierig te maken
– een collectie opgesteld als een wandeling door het verleden
– een studiecollectie die de archeologie relateert aan de hulpwetenschappen en het multidisciplinaire karakter van de wetenschap benadrukt.
Op de bovenverdieping van het gebouw bevindt zich het museumcafé met uitzicht op de stad. Dit panoramisch moment moet de bezoekers aansporen om de rest van de streek te gaan verkennen. De opstelling van de objecten is kunstzinnig en gedifferentieerd. De vitrines zijn mee ontworpen in het totaalconcept. Bij het begin van het bezoek krijgt de bezoeker een museumgids mee met alle informatie. Zo kan hij zelf bepalen hoeveel hij over een bepaald object te weten wil komen.