Technische data

Architecturale uitgangspunten en ontwerpaanzetten

 

’In order to be significant, architecture must be forgotten…’ (Aldo Rossi)

 

Steden hebben een geschiedenis, een geheugen, ‘psychische funderingen’, waarop ze voortbouwen. Elke stad is uniek, heeft een eigen identiteit. Het ontdekken van die identiteit is voor ontwerpers de grote uitdaging. Dé cruciale vraag: wat betekent deze plek (historisch)? Architectuur en stedenbouw gaan over meer dan het creëren van een mooi beeld. Gebouwen, pleinen, straten, stadskwartieren, en gonzen van verhalen en emoties. Ze bezitten een kwaliteit die onvervreemdbaar is, waaraan het architecturale ontwerpen zich moet aanpassen. De waarheid van deze plek is niet persé die van een andere plek. Voor een ‘sterke plek’ als de Kanaalkom-site geldt dat zeker. De Kanaalkom zit diep in het Hasselts geheugen gegrift. Het was voor veel Hasselaren een uitgesproken romantische plek (‘achter het Lijmfabriek’).
Een goede identiteitsanalyse is dé manier om kwalitatief te kunnen bouwen in een stedelijke context. Hoe sterker het resultaat van de identiteitsanalyse, des te herkenbaarder en evidenter wordt het ontwerp, en hoe meer mensen zich op de plek zullen ‘thuis’ voelen. Opvallende beeldarchitectuur is meestal geen goed middel om dat te bereiken. Hoewel grootschalig van opzet, hebben we het Havenkwartier ‘op menselijke schaal’ ontworpen. Herkenbare materialen en gevelopbouw, vermenging met groen en een doorgedreven verweving met het publiek domein, zijn de ingrediënten van ons stedelijk recept. Met het ontwerp van het Havenkwartier zetten we gewoon een verdere stap in dat evolutieproces van de stad Hasselt. In de hoop een nieuw, karaktervol stadskwartier, te creëren; op zo’n manier geïntegreerd in de stad, dat ze er ooit onopvallend in opgaat.

76aa7dbc-7acf-4747-b181-7e15b6ea568a

I. Het project en de invalshoek

I.1. Filosofie van de Blauwe Boulevard

Het Hasseltse structuurplan voorzag dat er zich rond de Groene Boulevard een aantal zones zouden ontwikkelen met een eigen stedelijk moment, maar tegelijk intens verbonden met de binnenstad. De Groene Boulevard (eveneens een ontwerp van DG&P) diende oversteekbaar te zijn, zodat de binnenstad kon uitbreiden tot aan de 19e eeuwse rand (gelegen tussen de grote Ring en de Groene Boulevard). De ontwikkelingen rond het station én ‘De Blauwe Boulevard’ zijn de eerste aanzetten voor deze uitbreiding. Het Havenkwartier valt als dusdanig volledig binnen de toekomstige kernstad.
Het BPA voorziet een transformatie van de Hasseltse Kanaalkom tot een stedelijk gebied voor woon-, handels-, kantoor- en dienstenfuncties. In het BPA zijn vier zones voorzien: de Gelatinewijk, het Havenkwartier, de Kanaalwijk en een 10ha groot stadspark. Het stadsbestuur zal op termijn specifieke namen aan deze wijken toekennen.
* In de Gelatinewijk, het gebied van de huidige gelatinefabriek, zijn diverse functies voorzien: wonen, werken, kantoren, ateliers, horeca enz. Hier kan zowat alles, behalve detailhandel.
* In de Kanaalwijk, aan de overkant van het water, tussen de grote ring, het kanaal en de Kempische Steenweg, is enkel bewoning toegelaten. Rustig wonen aan de waterkant, op loopafstand van de binnenstad, is hier het uitgangspunt.
* In het Havenkwartier, het gebied tussen pakweg de hoge schoorsteen en de Groene Boulevard, zijn hoofdzakelijk drie functies voorzien: wonen, detailhandel en publiek parkeren.
* Het stadspark situeert zich tussen de Gelatinewijk, de Kanaalwijk en de grote Ring.
De aanwezigheid van het water vormt, complementair met het ‘groen’ van de boulevard, dé smaakmaker en de insteek voor het ontwerp. Het verbindt alle verschillende deelsites.

 

I.2. Identiteitsonderzoek als ontwerp-onderlegger

In geuren en kleuren
Het onderzoek naar de ‘persoonlijkheid’ van een stad is méér dan een academische oefening. De stad is meer dan een hoop stenen. Ze heeft een eigen sfeer, een karakter, een psychologisch profiel dat door de bewoners én de passanten wordt gemaakt, en waaraan architectuur niet kan voorbijgaan. In een stad gaat het niet alleen over ‘leefbaarheid’ en ‘veiligheid’, in de zin van het vermijden van overlast. Essentiëlere vragen zijn: wat onderscheidt ons van andere steden (‘identiteit’) en wat bindt mij met mijn medeburgers? Beleving dus van het verschil én van het gemeenschappelijke. Het intuïtieve gevoel van burgerschap bevat een mix van materiële herkenbaarheid (‘geur en kleur’ van de stad: het gevoel dat je met je ogen toe je weg vindt in de stad) en haar mythologie (de grote verhalen, de geschiedenis, maar ook de urban legends). Als ontwerper projecteren we op deze basis nieuwe stedelijke elementen die deels aansluiten op de bestaande context, maar die ook essentieel de stad veranderen, vernieuwen. Buiten de volumewerking, de verwevenheid met groen, de verhouding glas/gesloten geveldeel, spelen we vooral met materialen, kleurtonen, patine, om op die manier de plek haar eigen karakter te geven, in overeenkomst met haar geschiedenis maar ook met haar actuele en toekomstige dynamiek.
Voor ons geeft bovenstaande cocktail de meeste garantie voor het creëren van een kwalitatief publiek draagvlak. De burger moet zich met zijn stad kunnen identificeren. Zeker voor dergelijke grote ontwikkelingen is het essentieel dat de mensen ‘mee zijn’ en dat ze daardoor ten opzichte van de stadsontwikkeling een gevoel van evidentie en herkenbaarheid krijgen. Juist dat gevoel maakt de stad leefbaar. Mensen hebben verhalen nodig om hun eigen verhaal gestalte te geven.

 

Hasselt wil vooruit; het glas is halfvol
Hasselt is geen stad van de grote verhalen en een rijk historisch verleden. Wel wordt de stad gekenmerkt door een opwaarts élan, waarvan de roots uitgerekend liggen in het gebied aan de Kanaalkom en zijn industriële geschiedenis. Het gebrek aan ‘groots verleden’ en monumentaliteit is voor Hasselt een plus gebleken: de geschiedenis van Hasselt vertoont, met ups en downs, een intense wisselwerking met de hedendaagsheid. Deze flexibiliteit laat zich aflezen in een ‘zacht-moderne’ stadsontwikkeling, een stedelijke bestuursstijl met veel aandacht voor lokaal-publiek draagvlak, en een positief gevoel van vergankelijkheid. Hasselt is niet de stad van één verhaal. Men kon de Kanaalkom lezen als een verloederde industriële site, maar ook als een plek met veel potentieel. Een plek die, eens genezen, de hele stad kan ‘beter’ maken. Men kan de Kanaalkom zien als datgene wat het woord zegt, nl. een aftakking van het Albertkanaal, maar ook als een ontspanningsplek aan het water, los van zijn industriële betekenis: een jachthaven, een levendige woonbuurt met horeca. Hasselt fixeert zich nooit en is steeds in transformatie. Het is een stad die dubbelzinnigheid tolereert en flexibiliteit cultiveert.

II. Het Hasseltse havenkwartier: de ‘biologische’ relatie tussen binnenstad en rand

Hasselt is een stad in volle expansie. De laatste jaren groeit Hasselt met zo’n 1.000 inwoners per jaar. In dat opzicht is de desolate, verwaarloosde Kanaalkom, een pluspunt en net daardoor broodnodig voor de ontwikkeling van de stad. Maar het is ook een kankerplek die moet overwonnen worden. Zulke overwinning bewijst daarenboven dat niets definitief of onomkeerbaar is.
De Hasseltse kanaalzone heeft alles mee om een boeiende ‘stad-in-de-stad’ te worden. Stilaan leren we dat steden en stadsdelen juist een eigen identiteit moeten hebben om een waardevol deel te kunnen zijn van het geheel.

‘Grandeur’ versus ‘Kleinschaligheid’
Als ontwerpers vonden we het essentieel om schaalverkleinend te werken (van stad naar Kanaalkom, van Kanaalkom naar deelsite, van deelsite naar wooneenheid), zonder mentaal af te glijden in kleinsteedse ‘kneuterigheid’. Wonen aan de Kanaalkom moet dus, naast geborgenheid en herkenbaarheid, ook een sfeer van grandeur oproepen, iets riant en mondain, zelfs ‘chique’, al was het maar omdat ook dat in het Hasseltse DNA verweven zit. Om dit contrast gestalte te geven, maakten we gebruik van stedelijke entiteiten met een zeer verschillende belevingswaarde: de grote, riante weg die naar de groene boulevard leidt (de promenade) versus de intieme binnenpleintjes en de lage kade, waar het gezellig slenteren is langs restaurantjes en cafés.
Sterk contrast is hier de smaakmaker. Kneuterigheid ontstaat daar, waar de contrasten wegvallen, waar er geen spanning meer is tussen schalen, en waar publieke, semi-publieke en private ruimte in mekaar overvloeien. Het is van essentieel belang om spanningen en contrasten binnen de ruimte op te bouwen. Mensen hebben behoefte om zich te verbergen op kleine pleintjes, in een semi-private sfeer. Maar ze hebben anderzijds ook behoefte aan het-zich-laten-zien, flaneren op de nieuwe, sjieke winkelboulevard. Deze verschillende aspiraties moeten aan bod komen in een complexe, tolerante ruimte die verleidt tot flaneren, het handel drijven en shoppen stimuleert, het wonen aangenaam maakt.
Grandeur is essentieel om monumentaliteit te creëren, die juist de intimiteit van de binnenkoer oproept én verbergt. De uitdaging is om steden te ontwikkelen waar de mensen wonen als in een dorp, maar op wandelafstand van de grootstad.

III. Architecturale uitgangspunten – Ontwerpaanzetten

III.1. Havensfeer en kosmopolitisme

Zonder twijfel is de industriële geschiedenis van de Kanaalkom dé stilistische basis voor herbestemming. Het Albertkanaal heeft naast zijn industriële functie vanaf de jaren ’80 ook een belangrijke recreatieve betekenis gekregen. Dit geeft nieuwe mogelijkheden voor de herbestemming van de kanaalkom (jachthaven, woonwijk, winkelbuurt, uitgaansbuurt). De havensfeer met jachten geeft heel dit gebied een specifieke kosmopolitische ‘touch’. Hier is dus ontwerpmatig een zeker eclecticisme mogelijk, een juxtapositie van stijlelementen die assimilatie van uiteenlopende invloeden verraadt, zonder dat die elkaar uitwissen. Naar onze smaak evenwel niet té uiteenlopend. We willen liefst geen onwezenlijke transparante glazen gevels pal naar rustige privacy-creërende stadsgevels.
Het bakstenen, natuurstenen en het ijzeren aspect van de geschiedenis van de plek (18de-eeuwse en 19de-eeuwse manufactuur) biedt mogelijkheden om hedendaagse vormgeving te ‘bevruchten’ De Kanaalkom is het Hasseltse ‘venster op de wereld’. Meer dan om het even welke ring of grote steenweg, is dit stukje waterweg het archetype van ontsluiting en weidsheid gebleven. Waterwegen en een wijdvertakt spoorwegnet brengen de wereld dichterbij. Beide elementen hebben de kanaalkom gestructureerd.

III.2. Vier stedenbouwkundige ‘kapstokken’

Na bovenstaande algemeen-stilistische insteek stelt zich ook de vraag naar concrete, typisch Hasseltse ‘vormen’ die hier kunnen getransponeerd worden. We zouden oneerbiedig van ‘stedenbouwkundige kapstokken’ kunnen spreken, maar eigenlijk gaat het om stedelijk-architecturale basispatronen of fatta urbana zoals Aldo Rossi ze noemde (Eng. ‘Urban Artefacts’). Het is een poging tot ontwerp-aanzetten, die aan het eigenlijke ontwerpen voorafgaat: letterlijk een ‘bloemlezing’ uit de Hasseltse typologie, waar we opnieuw meer aandacht hebben voor het detail, het concrete en het bijzondere. Hier moeten we immers uit de veelheid van het Hasselts universum selecteren; kapstokken die zowel functioneel als qua belevingswaarde geschikt zijn om de verzelfstandiging van het nieuwe stadskwartier als ‘dochtercel’ te begeleiden. We kwamen tot vier typische verschijningsvormen, fatta urbana of ‘patronen’ die het beeld van deze Kanaalkom-oever in sterke mate kunnen bepalen:
– de Piazzale of wijkplein (refererend naar de Hasseltse pleintjes zoals de Zuivelmarkt, in de Italiaanse steden is dit de kleine Piazza of Piazzale)
– de Passerelle (gebaseerd op de intieme stadsdoorgangen in de binnenstad)
– de Promenade (gebaseerd op de Groene Boulevard)
– de Lage Kade (gebaseerd op het Bassin in Maastricht, de vieux-port in Nice)

Groen is hét bindmiddel voor dit alles, met als eindpunt: het nieuwe stadspark aan de Ring. De patronen zijn sterk contrasterend en complementair, ze maken samen de gevarieerde mentale structuur van de plek uit.

 

1) De Piazzale of het stedelijke binnenplein

We bedoelen hiermee niet de grote stedelijke campus, genre ‘Grande Place’ of Stationsplein, maar het luwe stadspleintje (Piazzale), dikwijls gedeeltelijk omsloten. Het zomerse wijkleven speelt zich hier voor een stuk af. Het is een publieke ruimte met toch een zekere discretie en gereserveerdheid. Het wordt dikwijls gekenmerkt door een formele, zelfs strenge structuur en een rationele opbouw, verzacht door groen, en waarop zich een levendige, informele chaos kan ontwikkelen, een soort ‘drukte’, die altijd lokaal blijft. Deze Piazzale is ook dikwijls opgedeeld in een iets drukkere transitzone met publieks-aantrekkende handelsruimtes, en anderzijds een luwere semi-publieke zone die naar het wonen toegaat. Je sijpelt er als bezoeker binnen, en je vraagt je af of je nu op een private binnenkoer bent beland, dan wel op een stedelijk pleintje. Deze dubbelzinnigheid is belangrijk: de kleine piazzale is een mentale kern van het kwartier, die zowel de open stad evoceert als de beschuttende plek of patio, het herkenbare en intieme. Een kiosk, een standbeeld of een fontein zorgen voor uitwisseling tussen bewoners en passanten. Door deze dualiteit formeel/informeel en open/geborgen wordt ‘gezelligheid ‘iets veel complexer en rijker dan gewone ambiance of kneuterigheid. Hier speelt zich met name een belangrijk deel van de stedelijke scenografie op een kleine schaal af. Elke dag tasten publieke, semi-private en private zones elkaar af.Hasselt bevat een aantal van deze ‘marktjes’, zoals de Zuivelmarkt, die nu typische stedelijke corners geworden zijn, luwe en dikwijls beschaduwde plekken met een publiek en toch intiem karakter.

 

2) De Passerelle

Kleine wegjes verbinden de piazzales met de Promenade en met de achterliggende woonwijk H.Hart. De passerelle-sfeer gaat ook door in de trapverbindingen naar de lage kade. Een van die trapverbindingen werd, in verhouding tot het centrale Promenadeplein, riant uitgewerkt als een 18m brede trap naar het water. Hier situeert zich ook de hoofdtoegang naar de ondergrondse publieke parking. Deze trap-met-plein vormt het hart van de ontwikkeling. Het centrale zwaartepunt.
De autovrije brug over het kanaal loopt van de Promenade naar de verhoogde dijkweg aan de overkant. Deze brug kan een belangrijk beeld- en sfeerbepalend element worden voor heel de site, een ‘ezelsbruggetje’ dat oevers verbindt en de wereld een stuk bewoonbaarder maakt. De sfeer van deze wegjes gaan ons inziens best terug tot het typisch-Hasseltse fenomeen van de servitudes en semi-publieke doorgangen in de binnenstad. Ze maken haast een parallel, ‘geheim’ netwerk uit van binnenwegen die alleen door ingewijden bekend zijn: de passerelle behoort tot de intieme sfeer van de stad, het is een stukje labyrint. Het idee van het stadsbestuur om het netwerk van ‘binnenroutes’ in de kernstad te versterken, past hier perfect in.
Spijtig dat de ontwikkelaar de bouw op het hoekperceel Stokerijstraat – A.Hertzstraat heeft uitgesteld. Zonder dit gebouw is het systeem van de passerelles niet echt leesbaar.

 

3) De Promenade (‘grandeur’)

Sterk contrasterend is het verhaal van de promenade, de centrale invalsweg, omgetoverd tot een flaneer-avenue. Hier stelt het romantisch beleven in de publieke ruimte zich niet vanuit eenvoud en dienstbaarheid, maar vanuit de extraverte menselijke behoefte om te zien en gezien te worden, het flaneren, het opgaan in het barokke concerto van de stedelijke drukte. Met de Groene Boulevard, dé trots van het moderne Hasselt, als model, is deze ‘blauwe’ promenade, ’s avonds feeëriek verlicht, een romantisch-individualistisch en feestelijk statement, een ode aan de grootstedelijke diversiteit. Het is van belang om dit barokke gegeven te spiegelen aan de flankerende gevels: geveldetails, uitspringende delen, uitstekende dakelementen (hoeken). Het accent ligt hier niet op verbondenheid maar op onderscheid, grandeur, grootburgerlijk zelfbewustzijn zonder hetwelk een stad geen allure heeft. De promenade mag geen stedelijke verkeersader zijn; daarentegen wel een flaneerweg, met de nodige drukte, maar tegelijk ook met het gevoel van een stad die werelds genoeg is om alle tijd te hebben.
Wij wilden verschillende belevingsniveaus creëren: het grootse, riante gebaar van de promenade (vooral door de façades), maar daarnaast ook de bescheidenheid en intieme charme van de passerelles, en de geborgenheid van het kleine stedelijke binnenplein of piazzale. Met andere woorden: de publieke ruimtes moeten echte beleving hebben, geen hoog (in)kijkgehalte. De publieke ruimtes moeten essentieel van hun bewoners zijn; in tweede instantie van haar bezoekers die, zodra ze de drempel hebben overschreden, ook een deel van “de familie” worden. Op die manier herhalen de vier basispatronen of ‘kapstokken’ zich op drie verschillende niveaus of schalen: het stedelijk niveau (waaruit we ze adopteerden), het wijkniveau (waarin we ze transplanteren) en het woonblok-niveau (waarin we ze, nogmaals verkleind, projecteren): De binnenpleinen zijn eerder bescheiden en onopvallend: hierin herkennen we de passerelle. Het representatieve, ‘extraverte’ aspect van het Woonblok is de riante façade, die met de promenade versmelt. Tenslotte wordt het wonen gekenmerkt door een ‘warme rationaliteit’ (die de originele Bauhaus-concepten kenmerkte). Want wonen is uiteraard de basisfinaliteit van het Havenkwartier, en eigenlijk van heel de Kanaalzone. Op het gelijkvloers van de Promenade wordt uiteraard gewinkeld. Wonen op het gelijkvloers van een levendige stadsstraat is immers onmogelijk, en zelfs ongewenst. De Promenade is hét archetype van de (groot)stedelijke winkelstraat.

 

4) De Lage Kade

 

De Lage Kade is puur gezelligheid. We laten ons hier bewust inspireren door het kleinere Bassin in Maastricht, of de Vieux-Port in Nice. De vroegere visserij-gebonden ateliers hebben daar plaats gemaakt voor gezellig, haast toeristische restaurantjes en cafeetjes. Op de lage kade in het Havenkwartier situeren zich uitsluitend horecazaken, met terrasjes aan het water. Hier, zowel als op de hogergelegen Promenade, bevinden zich ook de toegangen naar de ondergrondse publieke parking. Deze toegangen zijn bewust luchtig en zelfs overdreven ruim gemaakt. Op de Lage Kade is geen verkeer toegelaten (hooguit voor leveringen). De Lage Kade is de informele flaneerweg. Het zit helemaal in de vrijetijdssfeer en loopt helemaal door, langs de oevers van de kanaalkom, tot in het nieuwe stadspark.

 

5) Groen en het nieuwe Stadspark

 

Buiten de voor de hand liggende kwaliteiten van groen, zoals sfeer verhogend, windbreker, temperatuur verlagend, mooi, dient stedelijk groen vooral om de hardheid van architectuur te verzachten. Als stedenbouwkundig element kent het zijns gelijke niet: een rij bomen accentueert de straat, goed gekadreerde bomen markeren het plein, een kruin die om de hoek zichtbaar wordt, nodigt uit om eens om die hoek te gaan kijken. Bovenal definieert het ‘de stedelijke passage’ als geen ander. Die passage, de overgang tussen het private deel van een gebouw en zijn publieke ruimte, maakt de architectuur tot wat ze is. Groen krijgt daarmee iets ‘menselijks’, dat moet afstralen op de globale identiteit van de Kanaalkom, als leefruimte met een warme temperatuur. We beschouwen groen niet als een stuk bijkomstig decorum, maar als een reëel en essentieel architecturaal/stedenbouwkundig element.
Het feit dat de stad verderop plannen heeft voor een stadspark, samen met de aanwezigheid van het water zelf, is de kers op de taart. Natuur als kader, als duurzaam element, als recreatie maar ook als inspiratiebron. Bomen en groen zijn minstens zo belangrijk als bakstenen.

 

III.3. Materialen, tonaliteit en architecturale details

 

Van even groot, zo niet groter, belang is onze houding ten opzichte van materiaalkeuze en tonaliteit. Iedere stad heeft haar ‘kleur’. En op haar beurt heeft ook ieder stadskwartier zijn tonaliteit. Wij vinden het van levensbelang om hier bewust van te zijn. Zeker als het om de historische kernstad gaat. Hasselt is een burgerlijke stad, getypeerd door een mix van roodbruin genuanceerde baksteen, arduin, mergel en witte ramen. Voor een grootstedelijk project, zeker een van de schaal van de kanaalkom, is het van belang om de algemene toon aan te passen aan die van de stad. De stad moet als het ware ‘verdergezet’ worden in de kanaalkom. En dat merkt men hoofdzakelijk aan het materiaalgebruik. Spijtig genoeg heeft ook in het Havenkwartier de ontwikkelaar onze materiaalkeuzes ‘gedownsized’. Na Via Palladio en De Kaai, is het Havenkwartier het derde project binnen de kanaalkom waaraan ons bureau ontwierp. Van in het begin hebben we gesteld dat een gradatie in materiaalgebruik en detaillering noodzakelijk was. Het gevelmateriaal van Via Palladio hebben we bewust laten aansluiten met de wijk. Alles werd sober gehouden: één soort baksteen, arduinen sokkels, donker metaal, eenvoudige gevelopbouw. Dit alles rondom een klein gemeenschappelijk parkje.
Het project De Kaai staat pal op het water, en ligt daarenboven langs een nieuwe verhoogde dijkweg: hét flaneerelement van de Kanaalwijk, maar vooral nodig om de toekomstige brug op te laten landen. Hier is dus niet alleen plaats, maar zelfs nood, aan meer detaillering. Wij hebben dit gekoppeld aan het typische ‘barok-karakter’ van Hasselt en hebben speciale friezen, uitgewerkte terrasleuningen, en geprononceerde dakverdiepingen in het project verwerkt. Het baksteengebruik is bewust erg sober gehouden. De baksteen van de Scheepvaart is dezelfde als die van Via Palladio, maar lichter van voeg; de rest van het project is een meer bezande versie van dezelfde soort. Enkel voor wat wij het tweelinggebouw noemen, is een ander materiaal gekozen. Eerst volledig voorzien in natuursteen, is er omwille van kostprijs (ook een belangrijk stedelijk ontwikkelingsmiddel !), gekozen voor (een andere) baksteen. Het geheel van de Kaai werd in een uitgesproken groen kader gedompeld (ontworpen door Wirtz). Typologische accenten, vooral op de hoeken, maken het geheel af.

 

III.4. Voor de hand liggende ontwikkeling

 

Stilaan komen de drie projecten over als een voor de hand liggende ontwikkeling binnen het grootstedelijk verhaal. Zoals eerder gesteld dient de kanaalkom uiteraard haar eigen identiteit te ontwikkelen, waardoor er niet alleen plaats is voor, maar nood is aan, nieuwe elementen. Voor het Havenkwartier willen we op dit elan verdergaan: een algemene ‘herkenbare’ basistonaliteit, maar met nog meer detaillering, nog meer uitgesproken typologische elementen. Waar het project aansluit op zijn omgeving, worden bewust materialen gebruikt die voor aansluiting kunnen zorgen, met name baksteen. Baksteen is ook het hoofdmateriaal voor de Lage Kade. Langs de nieuwe avenue, voor ons de ‘Champs Elysées van Hasselt’, mag het materiaal rijker zijn: natuursteen. Het is dé plaats voor grootstedelijke architectuur. Architectuur die op bepaalde plaatsen ‘boven’ het algemeen kader mag/moet uitsteken.