Over het belang van research en analyse, zoeken naar dat wat een plek uniek maakt, vanuit de geschiedenis, de achtergronden, verhalen

Elke plek is uniek

Naast de grootstedelijke agglomeraties zijn er in Vlaanderen zo’n 30 ‘centrumsteden’ van om en bij de 100.000 inwoners, met een eigen karakter en historisch gegroeid weefsel. Zelfs met je ogen dicht ‘ruik’ je bijna waar je bent, zo sterk is hun eigen spontaan profiel. Toch wil iedere stad dezelfde dingen als wat de andere willen (vooral veel winkelen). Ondanks het feit dat het fameuze ‘publiek draagvlak’ steeds meer over identiteitsgevoel, herinnering en specificiteit, blijkt te gaan, is elke stad volop bezig met marketing (‘de stad op de kaart zetten’). Terwijl het om de echte kernvragen zou moeten gaan. Wie zijn we? Wat onderscheid ons van andere steden en regio’s? Waar willen we naar toe met onze stad, onze wijk? De zoektocht naar die stedelijke identiteit, noem het maar een soort psycho-analyse, is voor ons essentieel. Het ontdekken van die identiteit is evenzeer een zaak van aanvoelen en observatie, als van wetenschappelijke en historische research. Ons ontwerpwerk begint aan de studietafel, in de bibliotheek, de archieven, op de plek zelf. Welke mensen wonen, leven of passeren hier? Wat is de sfeer? Wat betekent deze plek, historisch en vandaag? De waarheid van deze plek is niet die van een andere plek. Gebouwen, straten, pleinen, buurten vibreren op een ritme, een biologische klok, en bezitten een kwaliteit die onvervreemdbaar is. Elk gebouw, plein, wijk, … gonst van verhalen en emoties. Heeft een eigen identiteit.

Hoe sterker het resultaat van de identiteitsanalyse, des te evidenter het ontwerp zal zijn, en hoe minder het werk van de architect nadien zal opvallen. En hoe meer mensen zich op de plek zullen ‘thuis’ voelen. De beste architectuur is deze, die men niet opmerkt. vandaar de gevleugelde woorden van Aldo Rossi: ’In order to be significant, architecture must be forgotten’ (zia ook ‘Passione Urbana’: II-3. ‘Twee steden, twee werelden’)